Jeremia 1:3

3 Ook geschiedde het tot hem in de dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind werd het elfde jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat Jeruzalem gevankelijk werd weggevoerd in de vijfde maand.

Jeremia 1:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 1:3

And it came also in the days of Jehoiakim, the son of Josiah
king of Judah
In the beginning of his reign, and in the fourth year of his reign; see ( Jeremiah 25:1 ) ( 26:1 ) ( 27:1 ) ( 35:1 ) ( 36:1 ) , no mention is made of Jehoahaz, who reigned between Josiah and Jehoiakim, because his reign was short, but three months, ( 2 Kings 23:31 ) , and perhaps no word of the Lord came to Jeremiah in his time, though it did before and after: unto the end of the eleventh year of Zedekiah the son of Josiah king of
Judah;
so that Jeremiah must prophesy in the land of Judea upwards of forty years; eighteen under Josiah, ( 2 Kings 22:11 ) , three months under Jehoahaz, ( 2 Kings 23:31 ) eleven years under Jehoiakim, ( 2 Kings 23:36 ) , three months under Jeconiah, ( 2 Kings 24:8 ) , and eleven years under Zedekiah, when the city was besieged and taken, ( 2 Kings 25:2 2 Kings 25:3 ) . Josiah had three sons as kings of Judah, Jehoahaz, Jehoiakim, and Zedekiah, under all whom Jeremiah prophesied: even unto the carrying away of Jerusalem captive in the fifth month:
the month Ab, which answers to part of July and part of August; and it was on the ninth or tenth day of this month that the city of Jerusalem was burnt, and the people carried captive, ( 2 Kings 25:8 2 Kings 25:9 ) ( Jeremiah 52:12 Jeremiah 52:13 ) the ninth of the said month is now kept by the Jews as a fast on that account.

Jeremia 1:3 In-Context

1 De woorden van Jeremia, den zoon van Hilkia, uit de priesteren, die te Anathoth waren, in het land van Benjamin;
2 Tot welken het woord des HEEREN geschiedde, in de dagen van Josia, zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende jaar zijner regering.
3 Ook geschiedde het tot hem in de dagen van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind werd het elfde jaar van Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat Jeruzalem gevankelijk werd weggevoerd in de vijfde maand.
4 Het woord des HEEREN dan geschiedde tot mij, zeggende:
5 Eer Ik u in moeders buik formeerde, heb Ik u gekend, en eer gij uit de baarmoeder voortkwaamt, heb Ik u geheiligd; Ik heb u den volken tot een profeet gesteld.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.