Jeremia 29:19

19 Omdat zij naar Mijn woorden niet gehoord hebben, spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten, de profeten, tot hen zond, vroeg op zijnde en zendende; maar gijlieden hebt niet gehoord, spreekt de HEERE.

Jeremia 29:19 Meaning and Commentary

Jeremiah 29:19

Because they have not hearkened to my words, saith the Lord,
&c.] Which were spoken to them by the prophets; not hearkening to them, but despising them, were the same as not hearkening to him, and despising him; contempt of God, and his word, was the cause of their ruin; see ( 2 Chronicles 36:15 2 Chronicles 36:16 ) ; which I sent unto them by my servants the prophets;
such as Hosea, Isaiah, Micah, Jeremiah, and others: rising up early, and sending [them];
which denotes the frequency of their mission; the diligent care of God towards them; and his earnest solicitude for their welfare; and the plenty of means they were favoured with; all which were aggravations of their sin: but ye would not hear, saith the Lord;
the words of the Lord by his prophets; the counsel and admonitions he gave them; but pursued their own ways and counsels, and listened to the false prophets.

Jeremia 29:19 In-Context

17 Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal het zwaard, den honger en de pestilentie onder hen zenden; en Ik zal ze maken als de afschuwelijke vijgen, die vanwege de boosheid niet kunnen gegeten worden.
18 En Ik zal ze achterna jagen met het zwaard, met den honger en met de pestilentie; en Ik zal ze overgeven tot een beroering, allen koninkrijken der aarde, tot een vloek, en tot een schrik, en tot een aanfluiting, en tot een smaadheid, onder al de volken, waar Ik ze henengedreven zal hebben;
19 Omdat zij naar Mijn woorden niet gehoord hebben, spreekt de HEERE, als Ik Mijn knechten, de profeten, tot hen zond, vroeg op zijnde en zendende; maar gijlieden hebt niet gehoord, spreekt de HEERE.
20 Gij dan, hoort des HEEREN woord, gij allen, die gevankelijk zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem naar Babel heb weggezonden!
21 Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, van Achab, zoon van Kolaja, en van Zedekia, zoon van Maaseja, die ulieden in Mijn Naam valselijk profeteren: Ziet, Ik zal hen geven in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze voor uw ogen slaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.