Jeremia 32:28

28 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand der Chaldeen, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze innemen.

Jeremia 32:28 Meaning and Commentary

Jeremiah 32:28

Therefore thus saith the Lord, behold, I will give this city
into the hand of the Chaldeans
As he had foretold by the prophet, and was just now going to be fulfilled. Here the Lord repeats and confirms the first of the two things which seemed contradictory; the destruction of the city by the Chaldeans, who were now besieging it, and into whose hands it would certainly come: and into the hand of Nebuchadrezzar king of Babylon;
who was now before it with his army: and he shall take it;
and become master of it: or, "I will give [it to him], that he may take it" F6; which he could not do, notwithstanding his powerful army, had not the Lord delivered it into his hands.


FOOTNOTES:

F6 (hdklw) "ut capiat eam", Junius & Tremellius, Schmidt.

Jeremia 32:28 In-Context

26 Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:
27 Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?
28 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand der Chaldeen, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze innemen.
29 En de Chaldeen, die tegen deze stad strijden, zullen er inkomen, en deze stad met vuur aansteken, en zullen ze verbranden, met de huizen, op welker daken zij aan Baal gerookt, en anderen goden drankofferen geofferd hebben, om Mij te vertoornen.
30 Want de kinderen Israels en de kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleenlijk gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen; want de kinderen Israels hebben Mij door het werk hunner handen alleenlijk vertoornd, spreekt de HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.