Jeremia 34:16

16 Maar gij zijt weder omgekeerd, en hebt Mijn Naam ontheiligd, en doen wederkomen, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, die gij hadt laten vrijgaan naar hun lust; en gij hebt hen ten ondergebracht, om ulieden te wezen tot knechten en tot maagden.

Jeremia 34:16 Meaning and Commentary

Jeremiah 34:16

But ye turned and polluted my name
Changed their minds, and turned from their resolutions they had entered into, and the good ways they were walking in, and returned to their former evil practices; and so polluted the name of God by taking it in vain, and breaking the covenant they had agreed to: and caused every man his servant, and every man his handmaid, whom he
had set at liberty at pleasure:
or, "according to their soul" F19; according to their souls' desire, what was very agreeable and acceptable to them, and gave them a real pleasure; which did not last long, since they caused them to return
to their former service and bondage under them: and brought them into subjection:
forced them to come back to their houses, and into their service, and be subject to them, and obey their commands as formerly: to be unto you for servants and for handmaids;
to do the business of such, as they had done before.


FOOTNOTES:

F19 (Mvpnl) "in animam suam", Pagninus, Montanus; "secundum animam eorum", Piscator; "ad desideriurn suum", Junius & Tremellius.

Jeremia 34:16 In-Context

14 Ten einde van zeven jaren zult gij laten gaan, een iegelijk zijn broeder, een Hebreer, die u zal verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; gij zult hem dan van u laten vrijgaan; maar uw vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet.
15 Gijlieden nu waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt voor Mijn aangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is.
16 Maar gij zijt weder omgekeerd, en hebt Mijn Naam ontheiligd, en doen wederkomen, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, die gij hadt laten vrijgaan naar hun lust; en gij hebt hen ten ondergebracht, om ulieden te wezen tot knechten en tot maagden.
17 Daarom zegt de HEERE alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord, om vrijheid uit te roepen, een iegelijk voor zijn broeder, en een iegelijk voor zijn naaste; ziet, zo roep Ik uit tegen ulieden, spreekt de HEERE, een vrijheid ten zwaarde, ter pestilentie, en ten honger, en zal u overgeven ter beroering allen koninkrijken der aarde.
18 En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn verbond hebben overtreden, die niet bevestigd hebben de woorden des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, met het kalf, dat zij in tweeen hadden gehouwen, en waren tussen zijn stukken doorgegaan:
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.