Jeremia 35:15

15 En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.

Jeremia 35:15 Meaning and Commentary

Jeremiah 35:15

I have sent also unto you all my servants the prophets
One after another, ever since the times of Moses, to explain and enforce the laws given; a circumstance not to be observed in the case of the Rechabites; who yet, without such intimations, kept the charge their father gave them: rising up early, and sending [them];
see ( Jeremiah 7:13 ) ( 11:7 ) ; saying, return ye now every man from his evil way, and amend your
doings, and go not after other gods to serve them;
all which were of a moral nature, and what were in themselves just and fit to be done; that they should repent of their sins, refrain from them, and reform their lives, and abstain from idolatry, and worship the one only living and true God, which was but their reasonable service; whereas abstinence from wine, enjoined the Rechabites, was an indifferent thing, neither morally good nor evil; and yet they obeyed their father in it, and when they had not that advantage by it, as is next promised these people: and ye shall dwell in the land which I have given to you and to your
fathers:
a land flowing with milk and honey; and in which they might build houses, plant vineyards, sow fields, and possess them; which the Rechabites might not do: but ye have not inclined your ear, and hearkened unto me;
they did not listen to his precepts, nor obey them; they would not so much as give them the hearing, and much less the doing.

Jeremia 35:15 In-Context

13 Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: Zult gijlieden geen tucht aannemen, dat gij hoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE.
14 De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft, dat zij geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij hebben geen wijn gedronken tot op dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord.
15 En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.
16 Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort;
17 Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over alle inwoners van Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen gesproken heb; omdat Ik tot hen gesproken heb, maar zij niet gehoord hebben, en Ik tot hen geroepen heb, maar zij niet hebben geantwoord.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.