Jeremia 40:3

3 En de HEERE heeft het doen komen, en gedaan, gelijk als Hij gesproken had; want gijlieden hebt gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem niet gehoorzaamd; daarom is ulieden deze zaak geschied.

Jeremia 40:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 40:3

Now the Lord hath brought [it], and done according as he hath
said
As he purposed, so it came to pass; as he foretold by his prophet, so it was brought about by his providence. This Heathen captain acknowledges the hand of the Lord in all this; and suggests, that his master, the king of Babylon, himself, and the rest of the generals, were only instruments the Lord made use of; which is very piously as well as wisely said; and more is here acknowledged by him than by the Jews themselves; who were not willing to believe that God had determined evil against them, or would bring it on them; at least, this they did not care to believe and own before, whatever they did now; he goes on to observe the cause of all this: because ye have sinned against the Lord, and have not obeyed his voice,
therefore this thing is come upon you;
meaning not Jeremiah particularly, but his countrymen; and perhaps he might turn himself to, and address, the captives that were before him. Here he vindicates the justice of God; and ascribes the ruin of this people, not to the valour of Nebuchadnezzar and his captains; nor to the strength, and courage, and skilfulness of his army; or to any righteousness and merits of the king of Babylon; or to the justness of his cause; but to the sins of the people.

Jeremia 40:3 In-Context

1 Het woord, dat van den HEERE geschied is tot Jeremia, nadat Nebuzaradan, de overste der trawanten, hem had laten gaan van Rama; als hij hem had laten halen, daar hij met ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk werden weggevoerd.
2 Want de overste der trawanten liet Jeremia halen, en zeide tot hem: De HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken.
3 En de HEERE heeft het doen komen, en gedaan, gelijk als Hij gesproken had; want gijlieden hebt gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem niet gehoorzaamd; daarom is ulieden deze zaak geschied.
4 Nu dan, zie, ik heb u heden losgemaakt van de ketenen, die aan uw hand waren; indien het goed is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo kom, en ik zal mijn oog op u stellen; maar indien het kwaad is in uw ogen met mij naar Babel te komen, zo laat het; zie, het ganse land is voor uw aangezicht, waarhenen het goed en recht in uw ogen is te gaan, ga daar.
5 En dewijl hij nog niet zal wederkeren, zo keer gij tot Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dien de koning van Babel over de steden van Juda gesteld heeft; en woon bij hem in het midden des volks; of overal, waar het in uw ogen recht is te gaan, ga er henen. En de overste der trawanten gaf hem reiskost en een geschenk, en liet hem gaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.