Jeremia 44:18

18 Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan Melecheth des hemels te roken, en haar drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad, en zijn door het zwaard en door den honger verteerd.

Jeremia 44:18 Meaning and Commentary

Jeremiah 44:18

But since we left off to burn incense to the queen of heaven,
&c.] Or were restrained from it, as the Targum, through the force of the prophet's sermons, or by the authority of their governors: this Abarbinel thinks was in the times of Jehoiakim, Jehoiakim and Zedekiah; but perhaps it only regards some space of time in the latter part of Zedekiah's reign, a little before the destruction of Jerusalem, when they refrained from their idolatry; fearing the wrath of God, and what was coming upon them; though Kimchi is of opinion that they never ceased; but they would say, when any evil came upon them, it was because they ceased to burn incense to the queen of heaven, of were not so ready to it as at first: and to pour out drink offerings to her:
another part of worship they performed to her but for a while left off: and from that time they say, we have wanted all [things], and have been consumed by the sword, and
by the famine;
wanted all the necessaries of life, meat and drink, and clothing and a habitation to dwell in; and multitudes were destroyed by the sword of the king of Babylon; and others perished with famine during the siege; these evils they imputed to their cessation from idolatry, when it was the very thing that brought them on them.

Jeremia 44:18 In-Context

16 Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam gesproken hebt, wij zullen naar u niet horen.

17 Maar wij zullen ganselijk doen al hetgeen uit onzen mond is uitgegaan, rokende aan Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende, gelijk als wij gedaan hebben, wij en onze vaders, onze koningen en onze vorsten, in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, en waren vrolijk, en zagen geen kwaad.

18 Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan Melecheth des hemels te roken, en haar drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad, en zijn door het zwaard en door den honger verteerd.

19 Ook wanneer wij aan Melecheth des hemels roken en haar drankofferen offeren, maken wij haar gebeelde koeken, om haar af te beelden, en offeren wij haar drankofferen, zonder onze mannen?

20 Toen sprak Jeremia tot al het volk, tot de mannen en tot de vrouwen, en tot al het volk, die hem zulks geantwoord hadden, zeggende: