Jeremia 49:37

37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.

Jeremia 49:37 Meaning and Commentary

Jeremiah 49:37

For I will cause Elam to be dismayed before their enemies,
&c.] Frightened; thrown into the utmost consternation, so that they shall have no heart nor spirit to go out against them, and meet them, and defend themselves; but make all haste imaginable to flee from them, such a panic would seize them: and before them that seek their life;
a further description of their enemies; they being such, who, not content with their substance, sought to take away their lives; nothing less would satisfy them, being: cruel and blood thirsty ones: and I will bring evil upon them, [even] my fierce anger, saith the
Lord;
and a greater evil than that cannot be; signifying that the destruction that should be made among them would be the effect of the wrath of God upon them for their sins: and I will send the sword after them, till I have consumed them;
that is, those that slay with the sword, as the Targum; these should go after those that fled, and destroy them, till the greater part of them were consumed; for all of them that were taken were not destroyed; or otherwise there would have been none to return from captivity, as is promised at the close of this prophecy.

Jeremia 49:37 In-Context

35 Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ziet, Ik zal verbreken Elams boog, het voornaamste van hunlieder geweld.

36 En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen.

37 En Ik zal Elam versaagd maken voor het aangezicht hunner vijanden, en voor het aangezicht dergenen, die hun ziel zoeken, en zal een kwaad over hen brengen, de hittigheid Mijns toorns, spreekt de HEERE; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben.

38 En Ik zal Mijn troon in Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, spreekt de HEERE;

39 Maar het zal geschieden in het laatste der dagen, dat Ik Elams gevangenis wenden zal, spreekt de HEERE.