Jeremia 50:3

3 Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan!

Jeremia 50:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 50:3

For out of the north there cometh up a nation against her
The Medes and Persians, which under Cyrus were one nation; and which not only lay north of Judea, where this prophecy came, but of Babylon, against which they were to come; and might lay more north to it, before the enlargement of their dominions; and besides, Cyrus came through Assyria to Babylon, which lay north of it; see ( Isaiah 41:25 ) . Thus, as Rome Pagan was sacked and taken by the Goths and Vandals, that came out of the north; so Rome Papal, and the antichristian states, will be destroyed by the Christian princes of the north, or those who have embraced what the Papists call the northern heresy; tidings out of the north shall trouble antichrist, ( Daniel 11:44 ) ; which shall make her land desolate, and none shall dwell therein;
that is, in process of time; for this desolation was not made at once; it was begun by Cyrus, made greater by Darius, and completed by Seleucus Nicator; they shall remove, they shall depart, both man and beast;
or, "from man to beast" F4; such as were not slain should either flee away or be carried captive; so that in time none should remain, either of man or beast; see ( Isaiah 13:19-22 ) ; and for the accomplishment of it on mystical Babylon see ( Revelation 18:2 Revelation 18:21-23 ) .


FOOTNOTES:

F4 (hmhb dew Mdam) "ab homine et usque ad animal", Pagninus, Montanus; "ad bestiam", Schmidt.

Jeremia 50:3 In-Context

1 Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia.
2 Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een banier op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel is beschaamd, Merodach is verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd!
3 Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan!
4 In dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israels komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende en wenende zullen zij henengaan, en den HEERE, hun God, zoeken.
5 Zij zullen naar Sion vragen; op den weg herwaarts zullen hun aangezichten zijn; zij zullen komen en den HEERE toegevoegd worden, met een eeuwig verbond, dat niet zal worden vergeten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.