Jesaja 11:13

13 En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen.

Jesaja 11:13 Meaning and Commentary

Isaiah 11:13

The envy also of Ephraim shall depart
With which it envied Judah, on account of the kingdom of the house of David, and the temple being in that tribe; not that this is the thing intended, only alluded to; the meaning is, that whatever envy or jealousy subsisted in the Gentile against the Jew, or in the Jew against the Gentile, should be no more, when gathered into one Gospel church state; or whatever of this kind has appeared in one Christian church, or denomination among Christians, against another, shall cease, when the Gospel in its power and purity shall more generally take place, and the earth shall be filled with it: and the adversaries of Judah,
or of God's professing people, shall be cut off;
and be no more, as the Turks and Papists: Ephraim shall not envy Judah, and Judah shall not vex Ephraim;
this is repeated for the confirmation of it; and the sense is, that all animosities, contentions, and discords, shall cease among the people of God, and there shall be entire peace and harmony among them. Jarchi interprets this of the two Messiahs, Messiah ben Joseph, and Messiah ben Judah, the Jews dream of.

Jesaja 11:13 In-Context

11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee.
12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israel verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden des aardrijks.
13 En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen.
14 Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn.
15 Ook zal de HEERE den inham der zee van Egypte verbannen, en Hij zal Zijn hand bewegen tegen de rivier, door de sterkte Zijns winds; en Hij zal dezelve slaan in de zeven stromen, en Hij zal maken, dat men met schoenen daardoor zal gaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.