Jesaja 29:22

22 Daarom zegt de HEERE, Die Abraham verlost heeft, tot het huis van Jakob alzo: Jakob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer bleek worden;

Jesaja 29:22 Meaning and Commentary

Isaiah 29:22

Therefore thus saith the Lord, who redeemed Abraham
That brought him from Ur of the Chaldees; that freed him from idolatry, and from a vain conversation before conversion, and delivered him from many evils and dangers afterwards; and saved him with an everlasting salvation, through the Messiah, the great Redeemer, that sprung from him, and took on him the nature of the seed of Abraham: concerning the house of Jacob;
his family and posterity, the whole body of the Jewish people; or rather the church of God in Gospel times, consisting of the posterity of Jacob; that trod in his steps, plain hearted Christians, Israelites indeed, praying souls, wrestling Jacobs, and prevailing Israels; of whom the Lord speaks the following things: Jacob shall not now be ashamed, neither shall his face now wax
pale;
as formerly, when those that descended from Jacob rejected the Messiah, traduced his character, as if he was the worst of men; blasphemed his person, doctrines, and miracles; spit upon him, buffeted, scourged, and crucified him; which filled those of the same descent and nation, that believed in him, with shame and confusion, so that their faces blushed, or turned pale or white; but now this should be no longer their case, because of the conversion and salvation of that people in the latter day, which is predicted in the next verse ( Isaiah 29:23 ) , with which this is connected.

Jesaja 29:22 In-Context

20 Wanneer de tiran een einde zal hebben, en dat het met den bespotter uit zal zijn, en dat allen, die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn;

21 Die een mens schuldig maken om een woord, en leggen dien strikken, die hen bestraft in de poort; en die den rechtvaardige verdrijven in het woeste.

22 Daarom zegt de HEERE, Die Abraham verlost heeft, tot het huis van Jakob alzo: Jakob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer bleek worden;

23 Want als hij zijn kinderen, het werk Mijner handen, zien zal in het midden van hen, zullen zij Mijn Naam heiligen; en zij zullen den Heilige Jakobs heiligen, en den God van Israel vrezen.

24 En die dwalende van geest zijn, zullen tot verstand komen, en de murmureerders zullen de lering aannemen.