Jesaja 41:27

27 Ik, de Eerste zeg tot Sion: Zie, zie ze daar! en tot Jeruzalem; Ik zal een blijden boodschapper geven.

Jesaja 41:27 Meaning and Commentary

Isaiah 41:27

The first shall say to Zion, behold, behold them
Or, "I the first say to Zion"; I who am the first and the last, ( Isaiah 41:4 ) which some ancient Jewish writers ^F4 observe is the name of the Messiah, and apply the passage to him; or, I am the "first" that say these things to Zion ^F5, behold, behold them;
behold such and such things shall come to pass, and accordingly they have come to pass; or, "behold", the promised Messiah, whom I have long spoken of, behold, he is come; see ( Isaiah 42:1 ) , and behold them, his apostles and ministers, publishing the good tidings of salvation, as follows. The Targum is,

``the words of consolation which the prophets prophesied from the beginning concerning Sion, behold they come;''

they come to pass; which is such a proof of deity the idols and their worshippers cannot give: and I will give to Jerusalem one that bringeth good tidings;
which some interpret of Isaiah; others of Cyrus; others of Christ; and others of John the Baptist. I suppose the singular put for the plural, "one that bringeth good tidings", or, "an evangelist for evangelists"; and may be understood of Gospel teachers, whom the Lord gave to his church and people, and by means of whom he spread his Gospel, not only in Judea, but in the Gentile world, to the overthrow of Paganism.

---

FOOTNOTES:

F4 T. Bab. Pesach. fol. 5. 1. Bereshit Rabba, sect. 63. fol. 55. 3. and Vajikra Rabba, sect. 30. fol. 171. 2.
F5 (Nwyul Nwvar) "ego primus sum qui dico haec Sioni", Tigurine version.

Jesaja 41:27 In-Context

25 Ik verwek een van het noorden, en hij zal opkomen van den opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal komen over de overheden als over leem, en gelijk een pottenbakker het slijk treedt.

26 Wie heeft wat verkondigd van den beginne aan, dat wij het weten mogen, of van te voren, dat wij zeggen mogen: Hij is rechtvaardig; maar er is niemand, die het verkondigt, ook niemand, die wat horen doet, ook niemand, die ulieder woorden hoort.

27 Ik, de Eerste zeg tot Sion: Zie, zie ze daar! en tot Jeruzalem; Ik zal een blijden boodschapper geven.

28 Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden.

29 Ziet, zij zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind, en een ijdel ding.