Jesaja 43:12

12 Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.

Jesaja 43:12 Meaning and Commentary

Isaiah 43:12

I have declared, and I have saved, and I have showed
The Targum is,

``I have showed to Abraham your father what should come to pass; I redeemed you out of Egypt, as I swore to him between the pieces; and I caused you to hear the doctrine of the law at Sinai.''

But the sense is, that God had declared by his prophets, long before the Messiah came, that he would send him; that he should come and save his people by his obedience, sufferings, and death; accordingly he was come, and was the author of salvation; the Lord had wrought out salvation by him, as he had declared he would; and this he had shown, published, and made known by the everlasting Gospel, preached among all nations: when there was no strange god among you;
that assisted in this salvation; the arm of Christ alone wrought it out: or, "and this is not strange among you" ^F9; this work of salvation wrought out is not strange among you; it is well known unto you, being published in the Gospel.

---

FOOTNOTES:

F9 (rz Mkb Nyaw) "et non est in vobis alienum vel peregrinum", Musculus.

Jesaja 43:12 In-Context

10 Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.

11 Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.

12 Ik heb verkondigd, en Ik heb verlost, en Ik heb het doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, dat Ik God ben.

13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?

14 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israels: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeen, in de schepen, op welke zij juichten.