Johannes 6:33

33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft.

Johannes 6:33 Meaning and Commentary

John 6:33

For the bread of God is he which cometh down from heaven,
&c.] In the way and manner just now mentioned: and which clearly points out Christ himself, who may be called "the bread of God"; to distinguish him from common bread, and to show the excellency of him, and that he is of God's providing and giving, and which he would have his children feed upon:

and giveth life unto the world;
a spiritual life, which he is the author, supporter, and maintainer of; and eternal life, which he gives a right unto and meetness for, and nourishes up unto; and this not to a few only, or to the Israelites only, but to the Gentiles also, and even to the whole world of God's elect: not indeed to every individual in the world, for all are not quickened now, not shall inherit eternal life hereafter; but to all the people of God, in all parts of the world, and in all ages of time; of such extensive virtue and efficacy is Christ, the bread of God, in which he appears greatly superior to that manna the Jews instance in.

Johannes 6:33 In-Context

31 Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn; gelijk geschreven is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten.

32 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Mozes heeft u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel.

33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft.

34 Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood.

35 En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.