Jozua 12:8

8 Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke veld, en in de aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten.

Jozua 12:8 Meaning and Commentary

Joshua 12:8

In the mountains, and in the valleys, and in the plains, and
in the springs, and in the wilderness, and in the south country
Which is a description of the whole land of Canaan; some parts of which were hills and mountains, others vales and champaign fields; others were dry and barren, and others well watered; some part of it lay to the north, as towards Lebanon, and others to the south, towards Seir:

the Hittites, the Amorites, and the Canaanites, the Perizzites, the
Hivites, and the Jebusites;
which were the nations that inhabited the land of Canaan before it was taken and possessed by the Israelites.

Jozua 12:8 In-Context

6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat land tot een erfelijke bezitting.
7 Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.
8 Wat op het gebergte, en in de laagte, en in het vlakke veld, en in de aflopingen der wateren, en in de woestijn, en tegen het zuiden was: de Hethieten, de Amorieten, en Kanaanieten, de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten.
9 De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-El is, een;
10 De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.