Jozua 13:25

25 Dat hun landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is;

Jozua 13:25 Meaning and Commentary

Joshua 13:25

And their coast was Jazer
Their southern coast; of Jazer, see ( Numbers 21:32 ) ; where it is called Jaazer, and is mentioned in ( Isaiah 16:8 ) ; and in ( Jeremiah 48:32 ) , where it is spoken of as a city of Moab, as it was in the days of those prophets:

and all the cities of Gilead;
which lay in those parts, for the whole was not given to this tribe, half of Gilead was given to the half tribe of Manasseh, ( Joshua 13:31 ) ;

and half the land of the children of Ammon;
not what then belonged to them, but what had been taken from them by the Amorites; and which Israel taking from them, had a right to retain, though they were forbid meddling with any of their land in present possession; see ( Deuteronomy 2:19 ) ( Judges 11:13-24 ) ;

unto Aroer that [is] before Rabbath;
Aroer was a city of Moab, situated on the river Arnon, ( Joshua 13:9 ) ; and stood over against Rabbath, a city of the Amorites, since called Philadelphia, the same that Joab took, ( 2 Samuel 12:26 ) ; though Reland thinks ^F14, that according to the situation of these cities another Aroer must be here meant, and which belonged to the Amorites.

---

FOOTNOTES:

F14 Palestin. Illustrat. tom. 2. p. 583.

Jozua 13:25 In-Context

23 De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver landpale; dat is het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

24 En aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen, gaf Mozes,

25 Dat hun landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is;

26 En van Hesbon af tot Ramath-Mizpa en Betonim; en van Mahanaim tot aan de landpale van Debir;

27 En in het dal, Beth-haram, en Beth-nimra, en Sukkoth, en Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en haar landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten.