Jozua 17:2

2 Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.

Jozua 17:2 Meaning and Commentary

Joshua 17:2

There was also [a lot] for the rest of the children of
Manasseh by their families
For such that had no part in Gilead and Bashan on the other side Jordan, even for the other half tribe, whose families are particularly mentioned, as follows:

for the children of Abiezer;
who is called Jeezer in ( Numbers 26:30 ) ; and was a son of Gilead, the son of Machir, as the rest that follow were:

and for the children of Helek, and for the children of Asriel, and for
the children of Shechem, and for the children of Hepher, and for the
children of Shemida;
hence the families of the Jeezerites, Helekites, Asrielites, Shechemites, Hepherites, and Shemidaites, mentioned in ( Numbers 26:30-32 ) ; and for which families was the lot here spoken of:

these [were] the male children of Manasseh the son of Joseph by their
families;
which is observed for the sake of, and to lead unto what follows, otherwise in common none but males inherited; but the following is an excepted and remarkable case.

Jozua 17:2 In-Context

1 De stam van Manasse had ook een lot, omdat hij de eerstgeborene van Jozef was: te weten Machir, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan.
2 Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.
3 Zelafead nu, de zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochters; en dit zijn de namen zijner dochteren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza.
4 Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleazar, den priester, en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten, zeggende: De HEERE heeft Mozes geboden, dat men ons een erfdeel geven zou in het midden onzer broederen. Daarom gaf hij haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel in het midden der broederen van haar vader.
5 En aan Manasse vielen tien snoeren toe, behalve het land Gilead en Bazan, dat op gene zijde van de Jordaan is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.