Jozua 22:27

27 Maar dat het een getuige zij tussen ons en tussen ulieden, en tussen onze geslachten na ons, opdat wij den dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen mochten met onze brandofferen, en met onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden hebt geen deel aan den HEERE.

Jozua 22:27 Meaning and Commentary

Joshua 22:27

But [that] it [may be] a witness between us and you, and our
generations after us
That we are one people, worship one God, and serve at one altar, of which this built was a resemblance, and would put them in mind of it:

that we might do the service of the Lord before him;
in the tabernacle, and at the altar, in the place where he had chosen to put his name and dwell:

with our burnt offerings, and with our sacrifices, and with our peace
offerings;
to be brought at stated times, or as occasion required:

that your children may not say to our children, in time to come, ye
have no part in the Lord;
nor right to his altar, and so forbid them offering their sacrifices on it; or

``have no part in the Word of the Lord,''

as the Targum; the Messiah, whose sacrifice was typified by the sacrifices of the legal dispensation, and all such, who offered theirs in the faith of that, had a part in it, and their sins were expiated by it.

Jozua 22:27 In-Context

25 De HEERE heeft immers de Jordaan tot landpale gezet tussen ulieden, gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad! gij hebt geen deel aan den HEERE. Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den HEERE niet vreesden.
26 Daarom zeiden wij: Laat ons toch voor ons maken, bouwende een altaar, niet ten brandoffer, noch ten offer.
27 Maar dat het een getuige zij tussen ons en tussen ulieden, en tussen onze geslachten na ons, opdat wij den dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen mochten met onze brandofferen, en met onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden hebt geen deel aan den HEERE.
28 Daarom zeiden wij: Wanneer het geschiedt, dat zij morgen alzo tot ons en tot onze geslachten zeggen zullen; zo zullen wij zeggen: Ziet de gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk onze vaderen gemaakt hebben, niet ten brandoffer, noch ten offer; maar het is een getuige tussen ons en tussen ulieden.
29 Het zij verre van ons, van ons dat wij zouden wederspannig zijn tegen den HEERE, of dat wij te dezen dage ons van achter den HEERE afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God, dat voor Zijn tabernakel is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.