Jozua 22:31

31 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de HEERE in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen den HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen Israel verlost uit de hand des HEEREN.

Jozua 22:31 Meaning and Commentary

Joshua 22:31

And Phinehas the son of Eleazar the priest
As the mouth of the deputation, and in their name:

said unto the children of Reuben, and to the children of Gad, and to
the children of Manasseh;
the representatives of them assembled together on this occasion:

this day we perceive that the Lord [is] among us;
his Shechinah, as the Targum; his powerful Presence in preserving their brethren from committing a trespass, as they feared; his gracious Presence smiling upon them; and as the God of peace and order, and not of confusion, uniting and cementing their hearts in love to one another:

because ye have not committed this trespass against the Lord;
which they were fearful and jealous of they had, but they found that the Lord had been good and gracious in preserving them from it:

now ye have delivered the children of Israel out of the hand of the
Lord;
into which they would have fallen, had that been the case, and would have felt the effects of the divine resentment, but now they were secure from them.

Jozua 22:31 In-Context

29 Het zij verre van ons, van ons dat wij zouden wederspannig zijn tegen den HEERE, of dat wij te dezen dage ons van achter den HEERE afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God, dat voor Zijn tabernakel is.
30 Toen de priester Pinehas, en de oversten der vergadering, en de hoofden der duizenden van Israel, die bij hem waren, de woorden hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden, zo was het goed in hun ogen.
31 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de HEERE in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen den HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen Israel verlost uit de hand des HEEREN.
32 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten hun antwoord weder;
33 Het antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden God, en zeiden niet meer van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.