Jozua 22:32

32 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten hun antwoord weder;

Jozua 22:32 Meaning and Commentary

Joshua 22:32

And Phinehas the son of Eleazar the priest, and the princes,
&c.] Being fully satisfied with the relation of things that had been given them, and having taken their leave of the assembly:

returned from the children of Reuben, and from the children of Gad;
the Greek version adds, "and from the half tribe of Manasseh"; which, though not in the Hebrew text, is undoubtedly meant:

out of the land of Gilead:
which, though only a part of the country these tribes inhabited, is put for the whole, and it is not improbable that the assembly might be held in it:

unto the land of Canaan, to the children of Israel;
the rest of the children of Israel who dwelt in the land of Canaan, properly so called:

and brought them word again;
reported the whole affair, related all that had passed, and acquainted them with the intention and design of their brethren erecting the altar, and what had been the issue of their embassy to them.

Jozua 22:32 In-Context

30 Toen de priester Pinehas, en de oversten der vergadering, en de hoofden der duizenden van Israel, die bij hem waren, de woorden hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden, zo was het goed in hun ogen.
31 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten wij, dat de HEERE in het midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen den HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen Israel verlost uit de hand des HEEREN.
32 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten hun antwoord weder;
33 Het antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden God, en zeiden niet meer van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden.
34 En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij tussen ons, dat de HEERE God is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.