Jozua 22:34

34 En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij tussen ons, dat de HEERE God is.

Jozua 22:34 Meaning and Commentary

Joshua 22:34

And the children of Reuben, and the children of Gad, called
the altar [Ed]
Which signifies a "witness"; they caused such an inscription to be put upon it, or this word to be engraved on it, that so the intention of erecting it might be known in future time; that it was not for sacrifice, but to be a testimony of their being one with their brethren on the other side Jordan, in worship, faith, and fellowship:

for [it shall be] a witness between us that the Lord [is] God;
is the one God, the God of them both, of all Israel, whether on the one or the other side of Jordan; to be worshipped by them in one and the same manner, and their sacrifices to be offered to him on his altar before the tabernacle.

Jozua 22:34 In-Context

32 En Pinehas, de zoon van den priester Eleazar, keerde wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, naar het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten hun antwoord weder;
33 Het antwoord nu was goed in de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden God, en zeiden niet meer van tegen hen op te trekken met een heir, om het land te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden.
34 En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar: Dat het een getuige zij tussen ons, dat de HEERE God is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.