Jozua 24:7

7 Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn gewoond.

Jozua 24:7 Meaning and Commentary

Joshua 24:7

And when they cried unto the Lord
That is, the Israelites, being in the utmost distress, the sea before them, Pharaoh's large host behind them, and the rocks on each side of them; see ( Exodus 14:10 ) ;

he put darkness between you and the Egyptians;
the pillar of cloud, the dark side of which was turned to the Egyptians, and which was the reason of their following the Israelites into the sea; for not being able to see their way, knew not where they were; see ( Exodus 14:20 ) ;

and brought the sea upon them, and covered them;
or "upon him, and covered him" F25; on Pharaoh, as Kimchi; or on Egypt; that is, the Egyptians or on everyone of them, as Jarchi, none escaped; see ( Exodus 14:26-28 ) ;

and your eyes have seen what I have done in Egypt;
what signs and wonders were wrought there, before they were brought out of it, and what he had done to and upon the Egyptians at the Red sea; some then present had been eyewitnesses of them:

and ye dwelt in the wilderness a long season;
forty years, where they had the law given them, were preserved from many evils and enemies, were fed with manna, and supplied with the necessaries of life, were led about and instructed, and at length brought out of it.


FOOTNOTES:

F25 (whokyw-wyle) "super eum, et operuit eum", Munster, Vatablus, Pagninus, Montanus.

Jozua 24:7 In-Context

5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk als Ik in deszelfs midden gedaan heb; en daarna leidde Ik u daaruit.
6 Als Ik uw vaders uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden uw vaderen na met wagens en met ruiters, tot de Schelfzee.
7 Zij nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn gewoond.
8 Toen bracht Ik u in het land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan woonden, die streden tegen u; maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder aangezicht.
9 Ook maakt zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.