Jozua 7:11

11 Israel heeft gezondigd; en zij hebben ook Mijn verbond, hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben zij van het verbannene genomen, en ook gestolen, en ook gelogen, en hebben het ook onder hun gereedschap gelegd.

Jozua 7:11 Meaning and Commentary

Joshua 7:11

Israel hath sinned
For though one only had committed the sin, others might have known of it, and connived at it; however, there was sin committed among them, and it must be discovered, the guilt charged, and punishment inflicted:

and they have also transgressed my covenant which I commanded them;
not the law given on Mount Sinai, called the covenant, though in general that was now broken, inasmuch as they then promised to hear and obey all that the Lord should say unto them, ( Exodus 24:7 ) ; but it particularly means the command given, ( Joshua 6:18 ) ; that they should take nothing of that which was devoted the Lord, and thereby make the camp of Israel a curse, and trouble it; and which shows that that was not a command given by Joshua of himself, but what he had from the Lord:

for they have even taken of the accursed thing;
somewhat of that which was devoted to sacred uses:

and have also stolen;
taken it away, not openly, but by stealth, as being conscious they ought not to have done what they did, and so sinned both against God and their own consciences:

and dissembled also;
or "lied" F21; pretended they had not taken any of the accursed thing when they had; and it is probable that the people in general, each of the tribes, families, and houses, were examined by proper officers, whether they had taken any of the spoil, or not, to themselves, and they all denied they had, and he that had taken it among the rest; and perhaps was particularly asked the question, which he answered in the negative:

and they have put [it] even amongst their own stuff;
their household stuff, mixed them with their own goods that they might not be known; or put them "in their own vessels" F23, for their own use and service.


FOOTNOTES:

F21 (wvxk) "mentiti sunt", Pagninus, Junius & Tremellius, Piscator.
F23 (Mhylkb) "in vasis suis", Montanus.

Jozua 7:11 In-Context

9 Als het de Kanaanieten, en alle inwoners des lands horen zullen, zo zullen zij ons omsingelen, en onzen naam uitroeien van de aarde; wat zult Gij dan Uw groten Naam doen?
10 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Sta op; waarom ligt gij dus neder op uw aangezicht?
11 Israel heeft gezondigd; en zij hebben ook Mijn verbond, hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben zij van het verbannene genomen, en ook gestolen, en ook gelogen, en hebben het ook onder hun gereedschap gelegd.
12 Daarom zullen de kinderen Israels niet kunnen bestaan voor het aangezicht hunner vijanden; zij zullen den nek voor het aangezicht hunner vijanden keren; want zij zijn in den ban. Ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn, tenzij gij den ban uit het midden van ulieden verdelgt.
13 Sta op, heilig het volk, en zeg: Heiligt u tegen morgen; want alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Er is een ban in het midden van u, Israel! gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij den ban wegdoet uit het midden van u.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.