Leviticus 13:11

11 Dat is een verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses; daarom zal hem de priester onrein verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want hij is onrein.

Leviticus 13:11 Meaning and Commentary

Leviticus 13:11

It [is] an old leprosy in the skin of his flesh
An inveterate one, of long standing and continuance, an obstinate one, not to be cured by medicine; as this sort of leprosy was, and therefore the person was sent not to a physician, but to the priest: the leprosy of sin is an old disease, brought by man into the world with him, and continues with him from his youth upwards, and nothing but the grace of God and blood of Christ can remove it:

and the priest shall pronounce him unclean, and shall not shut him up;
there being no doubt at all of it being a leprosy, and of his uncleanness, and therefore no need to shut him up for further examination, but to turn him out of the camp till his purification was over:

for he [is] unclean;
in a ceremonial sense, and was obliged to the law for cleansing, such as after given.

Leviticus 13:11 In-Context

9 Wanneer de plaag der melaatsheid in een mens zal zijn, zo zal hij tot den priester gebracht worden.

10 Indien de priester merken zal, dat, ziet, een wit gezwel in het vel is, hetwelk het haar in wit veranderd heeft, en gezondheid van levend vlees in dat gezwel is;

11 Dat is een verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses; daarom zal hem de priester onrein verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want hij is onrein.

12 En zo de melaatsheid in het vel ganselijk uitbot, en de melaatsheid het gehele vel desgenen, die de plaag heeft, van zijn hoofd tot zijn voeten, bedekt heeft, naar al het gezicht van de ogen des priesters;

13 En de priester merken zal, dat, ziet, de melaatsheid zijn gehele vlees bedekt heeft, zo zal hij hem, die de plaag heeft, rein verklaren; zij is geheel in wit veranderd; hij is rein.