Leviticus 13:43

43 Als de priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, het gezwel van die plaag in zijn kaalheid, of blesse, wit roodachtig is, gelijk het aanzien der melaatsheid van het vel des vleses;

Leviticus 13:43 Meaning and Commentary

Leviticus 13:43

Then the priest shall look upon it
The white reddish sore:

and, behold, [if] the rising of the sore;
or the swelling of it:

[be] white reddish in his bald head, or in his bald forehead;
(See Gill on Leviticus 13:42):

as the leprosy appeareth in the skin of the flesh;
as in ( Leviticus 13:2 ) ; having the signs of the leprosy there given; anyone of them, excepting the white hair, which in this case could be no sign, there being none: Jarchi's note is, according to the appearance of the leprosy, said in ( Leviticus 13:2 ) ; and what is said in it is, it defiles by four appearances, and is judged in two weeks; but not according to the appearance of the leprosy said of the boil, and burning, which were judged in one week; nor according to the appearance of the scalls, of the place of hair, which do not defile by the four appearances, the rising or swelling, and the scab of it, the bright spot, and the scab of that.

Leviticus 13:43 In-Context

41 En zo van de zijde zijns aangezichts het haar van zijn hoofd zal uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein.

42 Maar zo in de kaalheid, of in de blesse, een witte roodachtige plaag is, dat is melaatsheid, uitbottende in zijn kaalheid, of in zijn blesse.

43 Als de priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, het gezwel van die plaag in zijn kaalheid, of blesse, wit roodachtig is, gelijk het aanzien der melaatsheid van het vel des vleses;

44 Die man is melaats, hij is onrein; de priester zal hem ganselijk onrein verklaren, zijn plaag is op zijn hoofd.

45 Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein!