Leviticus 17:15

15 En alle ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein zijn.

Leviticus 17:15 Meaning and Commentary

Leviticus 17:15

And every soul that eateth that which died [of itself]
Through any disease upon it, or by means of any other creature seizing upon it and worrying it, or was not lawfully killed; if a man ate ever so little of it, even but the quantity of an olive, it was a breach of this law; which is connected with the preceding, there being a similarity between them, because such creatures must have their blood in them, not being regularly let out, and so eating of them would offend against the above law. It is very probable, as Grotius thinks, that Pythagoras took his notion from hence, and strictly enjoined his followers to abstain from all animals that died of themselves, as Laertius F14 and Aelianus F15 relate, and which Porphyry F16 suggests, was what universally obtained among men: or that which was torn [with beasts];
though not dead, yet ready to die, and so unfit for food; (See Gill on Exodus 22:31); [whether it be] one of your own country, or a stranger;
a native of Israel, or a proselyte of righteousness; for as for any other stranger he might eat of it, ( Deuteronomy 14:22 ) ; he shall both wash his clothes, and bathe [himself] in water;
in forty seahs of water, as the Targum of Jonathan, dip himself all over: and be unclean until the even;
and so have no conversation with men in civil or religious things: then shall he be clean;
when he has washed his garments, and bathed himself, and the evening is come, and then shall be admitted to society as before: this is to be understood of one who ignorantly eats of the above things, not knowing them to be such; otherwise, if he did it presumptuously, he was to be punished.


FOOTNOTES:

F14 In Vit. Pythagor. l. 8. p. 588.
F15 Var. Hist. l. 4. c. 17.
F16 De Abstiuentia, l. 3. sect. 18.

Leviticus 17:15 In-Context

13 Een ieder ook van de kinderen Israels en van de vreemdelingen, die als vreemdelingen in het midden van hen verkeren, die enig wild gedierte, of gevogelte, dat gegeten wordt, in de jacht gevangen zal hebben; die zal deszelfs bloed vergieten, en zal dat met stof bedekken.
14 Want het is de ziel van alle vlees; zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Gij zult geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat eet, zal uitgeroeid worden.
15 En alle ziel onder de inboorlingen of onder de vreemdelingen, die een dood aas of het verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal hij rein zijn.
16 Maar indien hij die niet wast, en zijn vlees niet baadt, zo zal hij zijn ongerechtigheid dragen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.