Lukas 16:18

18 Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.

Lukas 16:18 Meaning and Commentary

Luke 16:18

Whosoever putteth away his wife
For any other cause than for adultery, as the Jews used to do upon every trifling occasion, and for every little disgust: by which instance our Lord shows, how the Jews abused and depraved the law, and as much as in them lay, caused it to fail; and how he, on the other hand, was so far from destroying and making it of none effect, that he maintained the purity and spirituality of it; putting them in mind of what he had formerly said, and of many other things of the like kind along with it; how that if a man divorces his wife, for any thing else but the defiling his bed,

and marrieth another, committeth adultery:
with her that he marries: because his marriage with the former still continues, and cannot be made void by, such a divorce:

and whosoever marrieth her that is put away from her husband;
the phrase "from her husband", is omitted in the Syriac and Persic versions:

committeth adultery;
with her that he marries, because notwithstanding her husband's divorce of her, and his after marriage with her, she still remains his lawful and proper wife; (See Gill on Matthew 5:32). The Ethiopic version reads this last clause, quite different from all others, thus, "and whosoever puts away her husband, and joins to another, commits adultery", agreeably to (See Gill on Mark 10:12).

Lukas 16:18 In-Context

16 De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een iegelijk doet geweld op hetzelve.

17 En het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel der wet valle.

18 Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.

19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.

20 En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren;