Lukas 8:27

27 En als Hij aan het land uitgegaan was, ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten geweest; en was met geen klederen gekleed, en bleef in geen huis, maar in de graven.

Lukas 8:27 Meaning and Commentary

Luke 8:27

And when he went forth to land
The Persic and Ethiopic versions read,

when they went forth to land;
when Christ and his disciples came out of the ship, and went ashore:

there met him out of the city a certain man;
or rather, there met him a certain man of the city; that is, one that belonged to, and was an inhabitant of Gadera, or some city thereabout; who had been born and brought up, and had lived there; for certain it is, that he did not now come out of the city, but out of the tombs, as in ( Matthew 8:28 ) ( Mark 5:2 ) and to which agrees the account of him that follows here; in the Vulgate Latin version, these words, "out of the city" are omitted; which the interpreter not understanding, might leave out, as carrying in it a seeming contradiction to the accounts of him:

which had devils long time.
The Vulgate Latin, Syriac, Persic, and Arabic versions, read in the singular number, which had a devil: and which agrees with ( Luke 8:29 ) for though more are after mentioned, yet the many might be under one head, and chief of them; but in all the copies, it is read in the plural number, "devils"; and to this agrees the name of legion, for there were many devils in him, and they had a possession of him a long time which aggravates the miserable condition of this man, and illustrates the power of Christ in freeing him from them:

and wore no clothes;
but went naked, and when any were put upon him, would tear them in pieces:

neither abode in any house,
but in the tombs; (See Gill on Mark 5:3).

Lukas 8:27 In-Context

25 En Hij zeide tot hen: Waar is uw geloof? Maar zij, bevreesd zijnde, verwonderden zich, zeggende tot elkander: Wie is toch Deze, dat Hij ook de winden en het water gebiedt, en zij zijn Hem gehoorzaam?

26 En zij voeren voort naar het land der Gadarenen, hetwelk is tegenover Galilea.

27 En als Hij aan het land uitgegaan was, ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten geweest; en was met geen klederen gekleed, en bleef in geen huis, maar in de graven.

28 En hij, Jezus ziende, en zeer roepende, viel voor Hem neder, en zeide met een grote stem: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten, ik bid U, dat Gij mij niet pijnigt!

29 Want Hij had den onreinen geest geboden, dat hij van den mens zou uitvaren; want hij had hem menigen tijd bevangen gehad; en hij werd met ketenen en met boeien gebonden, om bewaard te zijn; en hij verbrak de banden, en werd van den duivel gedreven in de woestijnen.