Mattheüs 13:13

13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

Mattheüs 13:13 Meaning and Commentary

Matthew 13:13

Therefore speak I to them in parables
Because it was the will and pleasure of his Father to give the knowledge of divine mysteries to some, and not to others; and because even the outward good things they had, being wrongly used or abused by them, would be taken away from them:

and because they seeing, see not:
they saw Christ with their bodily eyes, but not with an eye of faith; they saw the miracles he did, but did not discern, at least did not acknowledge the evidence of them, proving him to be the true Messiah.

And hearing, they hear not, neither do they understand:
they heard externally, but not internally; they heard the sound of Christ's voice, but did not understand his words, even when he spake in the plainest and most intelligible manner; nor were they concerned to know the meaning of them: wherefore he spoke to them in this abstruse and parabolical way, that they might be what they really were, seers and not seers, hearers and not hearers, at least not understanding ones; and that what he said might remain sealed and hidden to them, as the things contained in the sealed book were to the Jews of old; the reason of which was, as a writer of their's ^F11 says, and which agrees with our Lord's reason and conduct here, (hdyxw lvmb wyhv) , "because they were in parable and riddle".

---

FOOTNOTES:

F11 Abarbinel in Isa. 29. 11.

Mattheüs 13:13 In-Context

11 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

12 Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.

13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

14 En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.

15 Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.