Mattheüs 26:32

32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

Mattheüs 26:32 Meaning and Commentary

Matthew 26:32

But after I am risen again
This he says for their comfort, that though he, their shepherd, should be apprehended, condemned, and crucified, should be smitten with death, and be laid in the grave, yet he should rise again; and though they should be scattered abroad, yet should be gathered together again by him, their good shepherd; who would after his resurrection, appear to them, be at the head of them, and go before them, as a shepherd goes before his sheep: for it follows,

I will go before you into Galilee;
the native place of most, if not all of them. This the women that came to the sepulchre after Christ's resurrection, were bid, both by the angel, and Christ himself, to remind the disciples of, and ordered them to go into Galilee, where they might expect to see him: accordingly they did go thither, and saw and worshipped him; see ( Matthew 28:7 Matthew 28:10 Matthew 28:16 Matthew 28:17 ) .

Mattheüs 26:32 In-Context

30 En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.

31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullen verstrooid worden.

32 Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

33 Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden.

34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.