Micha 2:3

3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.

Micha 2:3 Meaning and Commentary

Micah 2:3

Therefore thus saith the Lord, behold, against this family do
I devise an evil
Because of those evils of covetousness, oppression, and injustice, secretly devised, and deliberately committed, the Lord, who neither slumbers nor sleeps, declares, and would have it observed, that he had devised an evil of punishment against the whole nation of Israel, the ten tribes particularly, among whom these sins greatly prevailed; even an invasion of their land by the Assyrians, and the carrying of them captive from it into foreign parts: from which ye shall not remove your necks;
that is, they should not be able to deliver themselves from it; they would not be able to stop the enemy in his progress, having entered their land; nor oblige him to break up the siege of their city, before which he would sit, and there continue till he had taken it; and being carried captive by him, they would never be able to free themselves from the yoke of bondage put upon them, and under which they remain unto this day. The allusion is to beasts slipping their necks out of the collar or yoke put upon them: these sons of Belial had broke off the yoke of God's commandments, and now he will, put another yoke upon them, they shall never be able to cast off until the time of the restitution of all things, when all Israel shall be saved: neither shall ye go haughtily;
as they now did, in an erect posture, with necks stretched out, and heads lifted up high, and looking upon others with scorn and contempt; but hereafter it should be otherwise, their heads would hang down, their countenances be dejected, and their backs bowed with the burdens upon them: for this time [is] evil;
very calamitous, afflictive, and distressing; and so not a time for pride and haughtiness, but for dejection and humiliation; see ( Ephesians 5:16 ) .

Micha 2:3 In-Context

1 Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken op hun legers; in het licht van den morgenstond doen zij het, dewijl het in de macht van hunlieder hand is.

2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis.

3 Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht, waaruit gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want het zal een boze tijd zijn.

4 Te dien dage zal men een spreekwoord over ulieden opnemen; en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest; Hij verwisselt mijns volks deel; hoe ontwendt Hij mij; Hij deelt uit, afwendende onze akkers.

5 Daarom zult gij niemand hebben, die het snoer werpe in het lot, in de gemeente des HEEREN.