All the sons of Perez that dwelt at Jerusalem were four hundred threescore and eight valiant men. ] And so well qualified to defend the city against its enemies.
4
Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;
5
En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni.
6
Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem woonden, waren vierhonderd acht en zestig dappere mannen.
7
En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja;
8
En na hem Gabbai, Sallai; negenhonderd acht en twintig.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.