Nehemia 2:17

17 Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn.

Nehemia 2:17 Meaning and Commentary

Nehemiah 2:17

Then said I unto them
The priests and princes of the Jews:

you see the distress that we are in;
lie open to our enemies, and exposed to their insults:

how Jerusalem lieth waste, and the gates thereof are burnt with fire,
( Nehemiah 1:3 ) ( Nehemiah 2:3 Nehemiah 2:13 ) ,

come, and let us build up the wall of Jerusalem that we be no more a
reproach;
to their neighbours about them, who scoffed at them as a defenceless people and frequently came in upon them, and spoiled and plundered them of their goods and substance.

Nehemia 2:17 In-Context

15 Toen ging ik op, des nachts, door de beek, en ik brak aan den muur; en ik keerde weder, en kwam in de Dalpoort; alzo keerde ik wederom.
16 En de overheden wisten niet, waar ik heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot nog toe den Joden, en den priesteren, en den edelen, en overheden, en den anderen, die het werk deden, niets te kennen gegeven.
17 Toen zeide ik tot hen: Gijlieden ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest is, en haar poorten met vuur verbrand zijn; komt, en laat ons Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid zijn.
18 En ik gaf hun te kennen de hand mijns Gods, Die goed over mij geweest was, als ook de woorden des konings, die hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laat ons op zijn, dat wij bouwen; en zij sterkten hun handen ten goede.
19 Als nu Sanballat, de Horoniet, en Tobia, de Ammonietische knecht, en Gesem, de Arabier, dit hoorden, zo bespotten zij ons, en verachtten ons; en zij zeiden: Wat is dit voor een ding, dat gijlieden doet? Wilt gijlieden tegen den koning rebelleren?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.