Numberi 10:31

31 En hij zeide: Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren in de woestijn, zo zult gij ons tot ogen zijn.

Numberi 10:31 Meaning and Commentary

Numbers 10:31

And he said
That is, Moses, he replied to Hobab, unwilling to take him at his word and go without him:

leave us not, I pray thee;
or "not now"; as the Targums of Onkelos and Jonathan; at this present time, under our present difficulties, while we are in the wilderness; though Jarchi says the particle (an) signifies beseeching or supplication:

forasmuch as thou knowest how we are to encamp in the wilderness;
that this will be our case, that we shall be obliged, before we get to the promised land, to pitch our tents in the wilderness, in our passage through it; and thou knowest which are the best and most convenient places for that purpose, and therefore must entreat thee to go with us:

and thou mayest be to us instead of eyes;
not to show the way, as Aben Ezra notes, or guide and direct them in the road through the wilderness; for the cloud by day and the fire by night were of that use to them, as well as when it rested, it directed them when and where to pitch their tents; rather to assist with his advice in difficult matters, when they should be in pressing circumstances: the Targum of Jonathan is,

``thou hast been dear unto us, as the apple of our eyes, and therefore we cannot part with thee.''

Numberi 10:31 In-Context

29 Mozes nu zeide tot Hobab, den zoon van Rehuel, den Midianiet, den schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke de HEERE gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE heeft over Israel het goede gesproken.

30 Doch hij zeide tot hem: Ik zal niet gaan; maar ik zal naar mijn land en naar mijn maagschap gaan.

31 En hij zeide: Verlaat ons toch niet; want dewijl gij weet, dat wij ons legeren in de woestijn, zo zult gij ons tot ogen zijn.

32 En het zal geschieden, als gij met ons zult gaan, en het goede geschieden zal, waarmede de HEERE bij ons weldoen zal, dat wij u ook weldoen zullen.

33 Zo togen zij drie dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht drie dagreizen, om voor hen een rustplaats uit te speuren.