Numberi 3:38

38 Die nu zich legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts, voor de tent der samenkomst, tegen den opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende de wacht des heiligdoms, voor de wacht der kinderen Israels; en de vreemde die nadert, zal gedood worden.

Numberi 3:38 Meaning and Commentary

Numbers 3:38

And those that encamp before the tabernacle toward the east,
&c.] At which was the entrance into the tabernacle:

[even] before the tabernacle of the congregation eastward;
that is, before the court of the tabernacle, where the people assembled together:

[shall be] Moses, Aaron, and his sons;
Moses the chief ruler, and Aaron the high priest, and his sons priests under him; these had the most honourable place of all, beings at the front of the tabernacle, between that and the camp of Judah. There is an extraordinary prick on the word Aaron, to show, as Jarchi says, that he was not in the number of Levites, though of the tribe of Levi, being high priest:

keeping the charge of the sanctuary, for the charge of the children of
Israel;
either in their room and stead, which otherwise they must have kept; or rather for their safety and security, keeping out all persons from entering into the sanctuary, who had no business there, that they died not, as it follows:

and the stranger that cometh nigh shall be put to death;
that is, whoever came nigh to enter into the holy place, and did, who was no priest, though an Israelite, and even a Levite, or into the most holy place, excepting the high priest, it was death unto him, either by the civil magistrate, or by the hand of heaven; so the Targum of Jonathan.

Numberi 3:38 In-Context

36 En het opzicht der wachten van de zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al wat tot zijn dienst behoort;

37 En de pilaren des voorhofs rondom, en hun voeten, en hun pennen, en hun zelen.

38 Die nu zich legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts, voor de tent der samenkomst, tegen den opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende de wacht des heiligdoms, voor de wacht der kinderen Israels; en de vreemde die nadert, zal gedood worden.

39 Alle getelden der Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, geteld hebben, al wat mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren twee en twintig duizend.

40 En de HEERE zeide tot Mozes: Tel alle eerstgeborenen, wat mannelijk is onder de kinderen Israels, van een maand oud en daarboven; en neem het getal hunner namen op.