Obadja 1:2

2 Ziet, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht.

Obadja 1:2 Meaning and Commentary

Obadiah 1:2

Behold, I have made thee small among the Heathen
Or "a little one", or "thing" ^F15; their number few, and their country not large, as Aben Ezra, especially in comparison of other nations; and therefore had no reason to be so proud, insolent, and secure, as they are afterwards said to be; or rather, "I will make thee"; the past for the future, after the prophetic manner, as Kimchi; that is weak and feeble, as the Targum; reduce their numbers, destroy their towns and cities, and bring them into a low and miserable condition: or the sense is, that he would make them look little, mean, and abject, in the sight of their enemies who would conclude, upon a view of them, that they should have no trouble in subduing them, and therefore should attack them without fear, and as sure of success: thou art greatly despised;
in the eyes of the nations round about; by their enemies, who looked upon them with contempt, because of the smallness of their number, their defenceless state and want of strength to support and defend themselves; see ( Jeremiah 49:15 ) ; had so the pope of Rome is little and despicable in the eyes of the monarchs of the earth; and the antichristian Edom will be more so at the time of its general ruin.

---

FOOTNOTES:

F15 (Njq) "parvium", V. L.

Obadja 1:2 In-Context

1 Het gezicht van Obadja. Alzo zegt de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord van den HEERE, en er is een gezant geschikt onder de heidenen: Staat op, en laat ons opstaan tegen hen ten strijde.

2 Ziet, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, gij zijt zeer veracht.

3 De trotsheid uws harten heeft u bedrogen; hij, die daar woont in de kloven der steenrotsen, in zijn hoge woning; die in zijn hart zegt: Wie zou mij ter aarde nederstoten?

4 Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de HEERE.

5 Zo er dieven, zo er nachtrovers tot u gekomen waren (hoe zijt gij uitgeroeid!), zouden zij niet gestolen hebben zoveel hun genoeg ware? Zo er wijnlezers tot u gekomen waren, zouden zij niet een nalezing hebben overgelaten?