Richtere 11:33

33 En hij sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels.

Richtere 11:33 Meaning and Commentary

Judges 11:33

And he smote them from Aroer
A city which lay near the river Arnon, on the borders of Moab, ( Deuteronomy 3:12 )

even till thou come to Minnith;
which seems to have been a place famous for wheat, ( Ezekiel 27:17 ) so David de Pomis F1 says it was a place where the best wheat grew. Jerom says F2 in his time was shown a village called Mannith, four miles from Esbus (or Heshbon), as you go to Philadelphia. Josephus F3 calls it Maniathe, and it is thought by some to be the Anitha of Ptolemy F4, which he places in Arabia Petraea even "twenty cities"; which he pursued them through and took:

and unto the plain of the vineyards, with a very great slaughter;
or, Abel Ceramim. Jerom says F5 in his time was seen a village called Abela, planted with vineyards, seven miles from Philadelphia:

thus the children of Ammon were subdued before the children of Israel;
so that they were not able to oppress them any more.


FOOTNOTES:

F1 Tzemach David, fol. 81. 3.
F2 De loc. Heb. fol. 93. E.
F3 Antiqu. l. 5. c. 7. sect. 10.
F4 Geograph. l. 5. c. 17.
F5 De loc. Heb. fol. 88. K.

Richtere 11:33 In-Context

31 Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer.
32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand.
33 En hij sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels.
34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet, met trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter.
35 En het geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen, en zeide: Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk nedergebogen, en gij zijt onder degenen, die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE, en ik zal niet kunnen teruggaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.