Richtere 11:31

31 Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer.

Richtere 11:31 Meaning and Commentary

Judges 11:31

Then it shall be, that whatsoever cometh forth of the doors of
my house to meet me
If this phrase, "to meet me", is meant intentionally, then no other than an human creature can be meant; a child, or servant, or any other of mankind; for none else could come forth with a design to meet him: but if this is to be understood eventually, of what might meet him, though not with design, then any other creature may be intended; and it must be meant what came forth first, as the Vulgate Latin version expresses it, or otherwise many might come forth at such a time:

when I return in peace from the children of Ammon:
safe in his own person, and having conquered the Ammonites, and restored peace to Israel:

shall surely be the Lord's;
be devoted to him, and made use of, or the price of it, with which it is redeemed, in his service: and I will offer it for a burnt offering; that is, if it is what according to the law may be offered up, as an ox, sheep, ram, or lamb; some read the words disjunctively, "or I will offer it" it shall either be devoted to the Lord in the manner that persons or things, according to the law, are directed to be; or it shall be offered up for a burnt offering, if fit and proper for the service; so Joseph and David Kimchi, Ben Melech, and Abarbinel, with others, interpret it; but such a disjunction is objected to as improper and ridiculous, to distinguish two sentences, when the one is more general, and the other more special.

Richtere 11:31 In-Context

29 Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead en Manasse doortrok; want hij trok door tot Mizpa in Gilead, en van Mizpa in Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons.

30 En Jeftha beloofde den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn hand zult geven;

31 Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer.

32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te strijden; en de HEERE gaf hen in zijn hand.

33 En hij sloeg hen van Aroer af tot daar gij komt te Minnith, twintig steden, en tot aan Abel-Keramim, met een zeer groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israels.