Richtere 13:7

7 Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af tot op de dag zijns doods.

Richtere 13:7 Meaning and Commentary

Judges 13:7

But he said unto me, behold, thou shalt conceive and bear a
son
She says nothing of her barrenness, which the angel took notice of to her, that having been to her reproach:

and now drink no wine nor strong drink;
neither new wine nor old wine; so the Targum as before:

neither eat any unclean thing;
which was so in a ceremonial sense; otherwise every creature of God is good, and not to be called common or unclean; it here respects what was forbidden Nazarites to eat; see ( Judges 13:4 )

for the child shall be a Nazarite to God from the womb;
it is here added, what is not before expressed,

unto his death;
for he was to be a perpetual Nazarite; some were only Nazarites for a time, for so many days or months, according to their vow; but this son was to be a Nazarite all his days, by the appointment of God; nor is it any objection to what is here said, that his hair was cut off before his death, which caused his Nazariteship to cease; since these words are not a prophecy, but a precept; and besides, that affair happened but a little before his death, he died quickly afterwards.

Richtere 13:7 In-Context

5 Want zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af; en hij zal beginnen Israel te verlossen uit der Filistijnen hand.
6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar man, zeggende: Er kwam een Man Gods tot mij, Wiens aangezicht was als het aangezicht van een Engel Gods, zeer vreselijk; en ik vraagde Hem niet, van waar Hij was, en Zijn naam gaf Hij mij niet te kennen.
7 Maar Hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank, en eet niets onreins; want dat knechtje zal een Nazireer Gods zijn, van moeders buik af tot op de dag zijns doods.
8 Toen aanbad Manoach den HEERE vuriglijk, en zeide: Och, HEERE! dat toch de Man Gods, Dien Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en ons lere, wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden.
9 En God verhoorde de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man Manoach was niet bij haar.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.