Richtere 14:16

16 En Simsons huisvrouw weende voor hem en zeide: Gij haat mij maar, en hebt mij niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel te raden gegeven, en hebt het mij niet verklaard. En hij zeide tot haar: Zie, ik heb het mijn vader en mijn moeder niet verklaard, zou ik het u dan verklaren?

Richtere 14:16 Meaning and Commentary

Judges 14:16

And Samson's wife wept before him
When she came to him to get out of him the explanation of the riddle, thinking that her tears would move him to it:

and said, thou dost but hate me, and lovest me not:
another artifice she used, well knowing he could not bear to have his affection called in question, which was now very strong, as is usual with newly married persons:

thou hast put forth a riddle unto the children of my people;
her countrymen, fellow citizens, and neighbour, and could not but be dear to her, and respected by her; so that what affected and afflicted them must have some influence upon her:

and hast not told me;
that is, the explanation of it, otherwise it is likely she had heard the riddle itself told:

and he said unto her behold, l have not told it my father nor my
mother, and shall I tell it thee?
his parents he was greatly indebted to, for whom he had the highest reverence and esteem, whose fidelity and taciturnity he had sufficient knowledge of, and yet he had not thought fit to impart it to them; how therefore could she expect to be trusted with such a secret, with whom he had not been long acquainted, not long enough to know whether she could keep it or not?

Richtere 14:16 In-Context

14 En hij zeide tot hen: Spijze ging uit van den eter, en zoetigheid ging uit van de sterke. En zij konden dat raadsel in drie dagen niet verklaren.
15 Daarna geschiedde het op den zevenden dag, dat zij tot de huisvrouw van Simson zeiden: Overreed uw man, dat hij ons dat raadsel verklare, opdat wij niet misschien u, en het huis uws vaders, met vuur verbranden. Hebt gijlieden ons genodigd, om het onze te bezitten; is het zo niet?
16 En Simsons huisvrouw weende voor hem en zeide: Gij haat mij maar, en hebt mij niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel te raden gegeven, en hebt het mij niet verklaard. En hij zeide tot haar: Zie, ik heb het mijn vader en mijn moeder niet verklaard, zou ik het u dan verklaren?
17 En zij weende voor hem, op den zevenden der dagen in dewelke zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde het op den zevenden dag, dat hij het haar verklaarde, want zij perste hem; en zij verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks.
18 Toen zeiden de mannen der stad tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig? en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.