Richtere 17:9

9 Zo zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet, van Bethlehem-Juda, en ik wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden.

Richtere 17:9 Meaning and Commentary

Judges 17:9

And Micah said unto him, whence comest thou?
&c.] For as he might ask for a meal, or for a night's lodging, it was but natural to put such a question to him, as from whence he came, and what was his business in these parts? or whither he was going?

and he said unto him, I am a Levite of Bethlehemjudah;
the tribe he was of was Levi, and so a Levite by tribe and office, and the place he came last from, and where he had sojourned awhile, was Bethlehem, a city in the tribe of Judah:

and I go to sojourn where I may find a place;
the most convenient to abide in, where he could get a livelihood.

Richtere 17:9 In-Context

7 Nu was er een jongeling van Bethlehem-Juda, van het geslacht van Juda; deze was een Leviet, en verkeerde aldaar als vreemdeling.
8 En deze man was uit die stad, uit Bethlehem-Juda getogen, om te verkeren, waar hij gelegenheid zou vinden. Als hij nu kwam aan het gebergte van Efraim tot aan het huis van Micha, om zijn weg te gaan,
9 Zo zeide Micha tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet, van Bethlehem-Juda, en ik wandel, om te verkeren, waar ik gelegenheid zal vinden.
10 Toen zeide Micha tot hem: Blijf bij mij, en wees mij tot een vader en tot een priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen, en orde van klederen, en uw leeftocht; alzo ging de Leviet met hem.
11 En de Leviet bewilligde bij dien man te blijven; en de jongeling was hem als een van zijn zonen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.