Richtere 19:1

1 Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda.

Richtere 19:1 Meaning and Commentary

Judges 19:1

And it came to pass in those days, when there was no
king in Israel
The same is observed in ( Judges 17:6 ) ( 18:1 ) and refers to the same times, the times before the judges, between them and the death of Joshua, during which time there was no supreme magistrate or ruler in Israel, which is meant; and this is observed, as before, to account for wickedness being committed with impunity, such as adultery, sodomy, murder afterwards related:

that there was a certain Levite sojourning on the side of Mount
Ephraim;
in a city that was on one side of that mountain; it seems not to have been a Levitical city, because he was only a sojourner in it; perhaps he chose to reside there, as being near to the tabernacle of Shiloh, which was in that tribe;

who took to him a concubine out of Bethlehemjudah;
the same place from whence the wicked Levite came, spoken of in the preceding chapters, and who was the means of spreading idolatry in Israel; and here a wicked concubine of a Levite comes from the same, and was the cause of great effusion of blood in Israel; which two instances may seem to reflect dishonour and disgrace on Bethlehem, which were wiped off by the birth of some eminent persons in it, as Boaz, Jesse, David, and especially the Messiah. The woman the Levite took from hence is in the Hebrew called, "a wife, a concubine" ^F8; for a concubine was a secondary wife, taken without espousals and a dowry: some think they were espoused, though there was no dowry, and were reckoned truly wives, though they had not all the honour and privilege as others; and that this woman was accounted the wife of the Levite, appears from his being called her husband frequently; and her father is said to be his father-in-law, and he his son-in-law; nor could she have been chargeable with adultery otherwise.

---

FOOTNOTES:

F8 So Pagninus, Tigurine version, Drusius.

Richtere 19:1 In-Context

1 Het geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, verkerende als vreemdeling aan de zijden van het gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, nam van Bethlehem-Juda.

2 Maar zijn bijwijf hoereerde, bij hem zijnde, en toog van hem weg naar haars vaders huis, tot Bethlehem-Juda; en zij was aldaar enige dagen, te weten vier maanden.

3 En haar man maakte zich op, en toog haar na, om naar haar hart te spreken, om haar weder te halen; en zijn jongen was bij hem, en een paar ezels. En zij bracht hem in het huis haars vaders. En als de vader van de jonge vrouw hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting.

4 En zijn schoonvader, de vader van de jonge vrouw, behield hem, dat hij drie dagen bij hem bleef; en zij aten en dronken, en vernachtten aldaar.

5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij des morgens vroeg op waren, en hij opstond om weg te trekken; toen zeide de vader van de jonge dochter tot zijn schoonzoon: Sterk uw hart met een bete broods, en daarna zult gijlieden wegtrekken.