Richtere 3:5

5 Als nu de kinderen Israels woonden in het midden der Kanaanieten, der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten;

Richtere 3:5 Meaning and Commentary

Judges 3:5

And the children of Israel dwelt among the Canaanites
As if they had been only sojourners with them, and not conquerors of them; and dwelt by sufferance, and not as proprietors and owners; such were their sloth and indolence, and such the advantage the inhabitants of the land got over them through it, and through their compliances with them; and this was the case not only of one sort of them, the Canaanites, but of the rest:

the Hittites, and Amorites, and Perizzites, and Hivites, and
Jebusites;
who all had cities in the several parts of the land, with whom the children of Israel were mixed, and with whom they were permitted to dwell.

Richtere 3:5 In-Context

3 Vijf vorsten der Filistijnen, en al de Kanaanieten, en de Sidoniers, en de Hevieten, wonende in het gebergte van den Libanon, van den berg Baal-Hermon, tot daar men komt te Hamath.
4 Dezen dan waren, om Israel door hen te verzoeken, opdat men wiste, of zij de geboden des HEEREN zouden horen, die Hij hun vaderen door de hand van Mozes geboden had.
5 Als nu de kinderen Israels woonden in het midden der Kanaanieten, der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten;
6 Zo namen zij zich derzelver dochters tot vrouwen, en gaven hun dochters aan derzelver zonen; en zij dienden derzelver goden.
7 En de kinderen Israels deden, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en vergaten den HEERE, hun God, en zij dienden de Baals en de bossen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.