Spreuken 17:21

21 Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.

Spreuken 17:21 Meaning and Commentary

Proverbs 17:21

He that begetteth a fool [doth it] to his sorrow
As it proves in the issue; though it was joy to him when a man child was born, and took delight in him while in infancy and childhood, and promised himself much happiness in him when at years of discretion; but, instead of that, he departs from his education principles, despises all parental counsels and advice, and goes into all the extravagance of sin and folly; which is an heartbreaking to his godly and religious parents; for this is to be understood; not of an idiot, but of a wicked son, taking bad courses; and the father of a fool hath no joy;
in his son, but sorrow, and has scarce any joy or pleasure in anything else in all his enjoyments; the trouble he is filled with on his account embitters all he has, that he can take no satisfaction, or have any comfort of life; the concern for his son is uppermost in his thoughts, and hinders him from taking that pleasure which otherwise he might enjoy.

Spreuken 17:21 In-Context

19 Die het gekijf liefheeft, heeft de overtreding lief; die zijn deur verhoogt, zoekt verbreking.
20 Wie verdraaid is van hart, zal het goede niet vinden; en die verkeerd is met zijn tong, zal in het kwaad vallen.
21 Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
22 Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.
23 De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.