Zacharia 13:3

3 En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert.

Zacharia 13:3 Meaning and Commentary

Zechariah 13:3

And it shall come to pass, [that] when any shall yet
prophesy
Or attempt to prophesy, or propagate their idolatrous religion and principles after this time, when they shall be abundantly detected and exposed: then his father and his mother that begat him;
of whom he is born, and who, as his parents, must be supposed to have the most tender regard unto him, even to these the imposture will be so flagrant, that they will not encourage him, but, on the contrary, shall say unto him, Thou shall not live;
but die, according to the law against the false prophet in ( Deuteronomy 18:20 ) : for thou speakest lies in the name of the Lord;
which is the very character of the followers of the man of sin, who speak lies in hypocrisy, pretending that they are of God, and carrying a show of truth; religion, and holiness, ( 1 Timothy 4:1 1 Timothy 4:2 ) : and his father and his mother that begat him shall thrust him
through when he prophesieth;
so great will be their love to God, and to his truth, that, notwithstanding the nearness of blood, their hands will be upon him first, and either beat him, or put him to death; a son, according to the law, not being to be spared in such a case, ( Deuteronomy 13:6-10 ) .

Zacharia 13:3 In-Context

1 Te dien dage zal er een Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid.
2 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat Ik uitroeien zal uit het land de namen der afgoden, dat zij niet meer gedacht zullen worden; ja, ook de profeten, en den onreinen geest zal Ik uit het land wegdoen.
3 En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des HEEREN; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert.
4 En het zal geschieden te dien dage, dat die profeten beschaamd zullen worden, een iegelijk van wege zijn gezicht, wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel aandoen, om te liegen;
5 Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.