Zacharia 14:12

12 En dit zal de plage zijn, waarmede de HEERE al de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben: Hij zal een iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren; en een iegelijks ogen zullen uitteren in hun holen; een eens iegelijks tong zal in hun mond uitteren.

Zacharia 14:12 Meaning and Commentary

Zechariah 14:12

And this shall be the plagues
This respects one or more, or all, of the seven plagues, which will be inflicted on the antichristian states, mentioned in ( Revelation 15:1-16:21 ) :

wherewith the Lord will smite all the people that have fought
against Jerusalem;
who have been the enemies and persecutors of his church; and with which plague or plagues they shall be utterly consumed and destroyed:

their flesh shall consume away while they stand upon their feet;
antichrist will be consumed with the breath of Christ's mouth; the flesh of the whore of Rome, which is her substance, shall be eaten and devoured by the kings of the earth; and her destruction will be in a moment, suddenly, and at unawares, as is here suggested; see ( 2 Thessalonians 2:8 ) ( Revelation 17:16 ) ( Revelation 18:8 Revelation 18:10 ) :

and their eyes shall consume away in their holes;
the right eye of the idol shepherd shall be utterly dried up, and the kingdom of the beast will be full of darkness, ( Zechariah 11:17 ) ( Revelation 16:10 ) :

and their tongues shall consume away in their mouth;
with which antichrist and his followers have blasphemed the name of God, his tabernacle, and his saints; and which they will gnaw for pain, when the plagues of God are inflicted on them, ( Revelation 13:5 Revelation 13:6 ) ( 16:9-11 ) .

Zacharia 14:12 In-Context

10 Dit ganse land zal rondom als een vlak veld gemaakt worden, van Geba tot Rimmon toe, zuidwaarts van Jeruzalem; en zij zal verhoogd en bewoond worden in haar plaats; van de poort van Benjamin af, tot aan de plaats van de eerste poort, tot aan de Hoekpoort toe; en van den toren van Hananeel, tot aan des konings wijnbakken toe.
11 En zij zullen daarin wonen, en er zal geen verbanning meer zijn; want Jeruzalem zal zeker wonen.
12 En dit zal de plage zijn, waarmede de HEERE al de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben: Hij zal een iegelijks vlees, daar hij op zijn voeten staat, doen uitteren; en een iegelijks ogen zullen uitteren in hun holen; een eens iegelijks tong zal in hun mond uitteren.
13 Ook zal het te dien dage geschieden, dat er een groot gedruis van den HEERE onder hen zal wezen, zodat zij een ieder zijns naasten hand zullen aangrijpen, een eens ieders hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan.
14 En ook zal Juda te Jeruzalem strijden; en het vermogen aller heidenen rondom zal verzameld worden, goud en zilver, en klederen in grote menigte.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.