Parallel Bible results for "johannes 7:28-53"

Johannes 7:28-53

SVV

NIV

28 Jezus dan riep in den tempel, lerende en zeggende: En gij kent Mij, en gij weet, van waar Ik ben; en Ik ben van Mijzelven niet gekomen, maar Hij is waarachtig, Die Mij gezonden heeft, Welken gijlieden niet kent.
28 Then Jesus, still teaching in the temple courts, cried out, “Yes, you know me, and you know where I am from. I am not here on my own authority, but he who sent me is true. You do not know him,
29 Maar Ik ken Hem; want Ik ben van Hem, en Hij heeft Mij gezonden.
29 but I know him because I am from him and he sent me.”
30 Zij zochten Hem dan te grijpen; maar niemand sloeg de hand aan Hem; want Zijn ure was nog niet gekomen.
30 At this they tried to seize him, but no one laid a hand on him, because his hour had not yet come.
31 En velen uit de schare geloofden in Hem, en zeiden: Wanneer de Christus zal gekomen zijn, zal Hij ook meer tekenen doen dan die, welke Deze gedaan heeft?
31 Still, many in the crowd believed in him. They said, “When the Messiah comes, will he perform more signs than this man?”
32 De Farizeen hoorden, dat de schare dit van Hem murmelde; en de Farizeen en de overpriesters zonden dienaren, opdat zij Hem grijpen zouden.
32 The Pharisees heard the crowd whispering such things about him. Then the chief priests and the Pharisees sent temple guards to arrest him.
33 Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd ben Ik bij u, en Ik ga heen tot Dengene, Die Mij gezonden heeft.
33 Jesus said, “I am with you for only a short time, and then I am going to the one who sent me.
34 Gij zult Mij zoeken, en gij zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen.
34 You will look for me, but you will not find me; and where I am, you cannot come.”
35 De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? Zal Hij tot de verstrooide Grieken gaan, en de Grieken leren?
35 The Jews said to one another, “Where does this man intend to go that we cannot find him? Will he go where our people live scattered among the Greeks, and teach the Greeks?
36 Wat is dit voor een rede, die Hij gezegd heeft: Gij zult Mij zoeken, en zult Mij niet vinden; en waar Ik ben, kunt gij niet komen?
36 What did he mean when he said, ‘You will look for me, but you will not find me,’ and ‘Where I am, you cannot come’?”
37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke.
37 On the last and greatest day of the festival, Jesus stood and said in a loud voice, “Let anyone who is thirsty come to me and drink.
38 Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien.
38 Whoever believes in me, as Scripture has said, rivers of living water will flow from within them.”
39 (En dit zeide Hij van den Geest, Denwelken ontvangen zouden, die in Hem geloven; want de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was.)
39 By this he meant the Spirit, whom those who believed in him were later to receive. Up to that time the Spirit had not been given, since Jesus had not yet been glorified.
40 Velen dan uit de schare, deze rede horende, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet.
40 On hearing his words, some of the people said, “Surely this man is the Prophet.”
41 Anderen zeiden: Deze is de Christus. En anderen zeiden: Zal dan de Christus uit Galilea komen?
41 Others said, “He is the Messiah.” Still others asked, “How can the Messiah come from Galilee?
42 Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van het vlek Bethlehem, waar David was?
42 Does not Scripture say that the Messiah will come from David’s descendants and from Bethlehem, the town where David lived?”
43 Er werd dan tweedracht onder de schare, om Zijnentwil.
43 Thus the people were divided because of Jesus.
44 En sommigen van hen wilden Hem grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem.
44 Some wanted to seize him, but no one laid a hand on him.
45 De dienaars dan kwamen tot de overpriesters en Farizeen; en die zeiden tot hen: Waarom hebt gij Hem niet gebracht?
45 Finally the temple guards went back to the chief priests and the Pharisees, who asked them, “Why didn’t you bring him in?”
46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens alzo gesproken, gelijk deze Mens.
46 “No one ever spoke the way this man does,” the guards replied.
47 De Farizeen dan antwoordden hun: Zijt ook gijlieden verleid?
47 “You mean he has deceived you also?” the Pharisees retorted.
48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeen?
48 “Have any of the rulers or of the Pharisees believed in him?
49 Maar deze schare, die de wet niet weet, is vervloekt.
49 No! But this mob that knows nothing of the law—there is a curse on them.”
50 Nicodemus zeide tot hen, welke des nachts tot Hem gekomen was, zijnde een uit hen:
50 Nicodemus, who had gone to Jesus earlier and who was one of their own number, asked,
51 Oordeelt ook onze wet den mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft, en verstaat, wat hij doet?
51 “Does our law condemn a man without first hearing him to find out what he has been doing?”
52 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galilea? Onderzoek en zie, dat uit Galilea geen profeet opgestaan is.
52 They replied, “Are you from Galilee, too? Look into it, and you will find that a prophet does not come out of Galilee.”
53 En een iegelijk ging heen naar zijn huis.
53 Then they all went home,
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.