1 Koningen 18:14-24

14 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier, en hij zou mij doodslaan.
15 En Elia zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen!
16 Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zeide het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet.
17 En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel?
18 Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt.
19 Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten.
20 Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de profeten op den berg Karmel.
21 Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord.
22 Toen zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen.
23 Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij voor zich den enen var kiezen, en denzelven in stukken delen, en op het hout leggen, maar geen vuur daaraan leggen; en ik zal den anderen var bereiden, en op het hout leggen, en geen vuur daaraan leggen.
24 Roept gij daarna den naam van uw god aan, en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde en zeide: Dat woord is goed.

1 Koningen 18:14-24 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 KINGS 18

In this chapter Elijah has an order from the Lord to show himself to Ahab, who, going first, and meeting with a servant of his, Obadiah, charges him to tell his master where he was, that he might meet him, 1Ki 18:1-16, and, upon meeting him, desires that all Israel, and the prophets of Baal, might be convened, which was accordingly done, 1Ki 18:17-20, when he expostulated with the people of Israel for their idolatry, mocked and confounded the prophets of Baal, and gave the strongest proofs, to the conviction of the people, that Jehovah is the true God, 1Ki 18:21-39, on which all the prophets of Baal were slain, 1Ki 18:40, and rain in great abundance was given at the prayer of the prophet, 1Ki 18:41-46.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.