Deuteronomium 33:23-29

23 En van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd van de goedgunstigheid, en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden.
24 En van Aser zeide hij: Aser zij gezegend met zonen; hij zij zijn broederen aangenaam, en dope zijn voet in olie.
25 Ijzer en koper zal onder uw schoen zijn; en uw sterkte gelijk uw dagen!
26 Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! Die op den hemel vaart tot uw hulp, en met Zijn hoogheid op de bovenste wolken.
27 De eeuwige God zij u een woning, en van onder eeuwige armen; en Hij verdrijve den vijand voor uw aangezicht, en zegge: Verdelg!
28 Israel dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen.
29 Welgelukzalig zijt gij, o Israel! wie is u gelijk? gij zijt een volk, verlost door den HEERE, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, en gij zult op hun hoogten treden!

Deuteronomium 33:23-29 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 33

This chapter relates the blessings Moses pronounced upon the people of Israel a little before his death; first, in general, on account of their having a law given them in so glorious a manner, De 33:1-5; then, in particular, each of the tribes distinctly is blessed, Reuben, De 33:6; Judah, De 33:7; Levi, De 33:8-11; Benjamin, De 33:12; Joseph, De 33:13-17; Zebulun and Issachar, De 33:18,19; Gad, De 33:20,21; Dan, De 33:22; Naphtali, De 33:23; Asher, De 33:24,25; and the chapter is concluded with some strong intimations of what God was unto the people of Israel in general, and of what he had done and would do for them; all which are expressive of their great happiness, De 33:26-29.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.