Exodus 33:17-23

17 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ook deze zelfde zaak, die gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt in Mijn ogen, en Ik u bij name ken.
18 Toen zeide hij: Toon mij nu Uw heerlijkheid!
19 Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedigheid voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn, wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal.
20 Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven.
21 De HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen.
22 En het zal geschieden, wanneer Mijn heerlijkheid voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbijgegaan zijn.
23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.

Exodus 33:17-23 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 33

This chapter informs us, that the Lord refusing to go with the people, only sending an angel with them, they are filled with concern, and troubled, Ex 33:1-6. Moses upon this pitched the tabernacle without the camp, where everyone that sought the Lord went; Moses entered into it himself, and the Lord talked to him in a friendly manner in the cloudy pillar that stood at the door of it, and the people worshipped, every man at his own tent door; all which foreboded good, and tended to reconciliation, Ex 33:7-11. Moses improved the opportunity, and entreats the presence of God to go with them, which was granted, Ex 33:12-17 and that he might have a sight of the glory of God; and this is promised to pass before him, he being put into the cleft of the rock, Ex 33:18-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.